Philippe Gilbert

Walbeek pakte op een natte november namiddag van het jaar tweeduizendnegen zijn weekendtas uit. Zijn aandacht werd getroffen door een Frans wielertijdschrift dat Lea erin had gestopt. Hij was aangenaam verrast. Het blad stond vol met paginagrote actiefoto’s van zegevierende beroepsrenners. De foto’s waren zo scherp dat je kon zien of de ketting op het buiten- of op het binnenblad lag en wat ze ‘achter’ trapten. Een tweetal renners had hem zo al bladerende getroffen: een Belg, Philippe Gilbert en een Italiaan, Danilo di Luca. Gilbert had tijdens zijn ultieme demarrage bergop 53 x 17 of misschien wel 16 gereden. Jacob had dat zo in één oogopslag gezien. Wat Di Luca draaide kon hij niet zien, vermoedelijk aanzienlijk lichter. Dat Di Luca na zijn opvallende optreden in de afgelopen Ronde van Italië betrapt was op het gebruik van een nieuwe variant van EPO kon hem niet zoveel schelen.

De foto’s van Di Luca en Gilbert knipte Jacob uit, de eerste legde hij in zijn nachtkastje. De foto van de Belg hing Jacob op het prikbord dat recht tegenover zijn bed aan de muur hing. Hij drukte precies op iedere hoek een punaise, de eerste twee boven, in de linker- en in de rechterhoek, trok de foto met zijn rechterhand strak en drukte met zijn linkerhand de punaises in de beide onderste hoeken van de foto. Walbeek keek opnieuw naar de foto op het prikbord. Hij kon zich nog precies herinneren waar en hoe laat het was geweest. Hij had thuis op het puntje van zijn stoel voor de tv gezeten. Buiten regende het fel en onophoudelijk. Gilbert reed die dag de stenen uit de straat, links van hem staan rijen dik de mensen, rechts van de weg staan in de berm rijendik de racefietsen van de wielertoeristen.
De Belg staat op de pedalen en kijkt over zijn rechterschouder. Hij vliegt de Battaglia op. Gilbert is ontketend. Ontbindt zijn duivels. De enige die hem kan volgen is Samuel Sánchez. De Spanjaard hijgt als een paard. Met zijn mond wagenwijd open klampt hij aan. Gilbert kijkt over zijn schouder, hij laat hem bijkomen. Rijdt weer van hem weg. Staat op de pedalen. Speelt met hem. Keer op keer. Kat en muis.
Er zijn dagen dat een renner alles kan. Dat overkwam Gilbert daar in de Giro di Lombardia. Hij liet iedereen met een ogenschijnlijk speels gemak en grote zelfverzekerdheid zijn gat zien.
Hier, op de foto, kon je zien wat de kern van het wielrennen is: anderen je wil opleggen. Je kont laten zien. Het is de essentie van de sport op twee wielen. Alleen de eerste plaats telt. De rest gaat roemloos, afgeserveerd ten onder.
Als eerste over de streep komen is niet onbelangrijk. Maar de wijze waarop is van groter belang. Jaren later praten de renners er nog met elkaar over. ‘Wat je toen deed was onnavolgbaar. Je reed ons allemaal aan gort…’ Het is voor buitenstaanders moeilijk te volgen. Alleen de ingewijden kennen het ontstaan van de splijtende demarrage.
De ronde van Lombardije, ook wel de Koers van de vallende bladeren genoemd, wordt verreden in een heuvelachtig landschap. Rondom het Comomeer. Het is een wedstrijd van ongeveer 260 kilometer. De laatste grote wedstrijd van het seizoen.
In het parkoers is de legendarische Madonna del Ghisallo opgenomen. Deze berg kan echter geen rol van betekenis spelen, hij ligt te ver van de aankomst.
In de afdaling komen peloton en koplopers weer bij elkaar. Op de flanken van de San Fermo della Battaglia is deze koers door de onverwachte versnellingen van de Belg beslist.

Gilbert had in de dagen daarvoor ook al Parijs – Tours, de Coppa Sabatini en de Ronde van Piemonte op zijn naam geschreven. Hij is in de vorm van zijn leven. Op de toppen van zijn fysieke mogelijkheden aangeland. Hij heeft een aangeboren snelheid en kan ook goed bergop rijden. Aanvaller pur sang. Hij heeft vandaag zijn koppie er goed bij. Niets ontgaat hem. Stuk voor stuk gaat hij ze een oor aannaaien.
In een flits doorziet de Belg dat hij de Spanjaard er niet af kan krijgen. Hij weet dat meester-daler Sánchez hem zal bijhalen in de gevaarlijke afzink. Samen gaan ze op Como af. Dit wordt een sprint-a-deux. Gilbert rekent op zijn snelheid. Sánchez legt zich neer bij de suprematie van de Belg. Afgezakte schouders, hoofd in de schoot.

©Bram Zoon (2009)

Over Bram Zoon

Bram Zoon komt uit een gezin van zeven jongens en een meisje. Hij studeerde bedrijfs- en organisatiekunde in Rotterdam (EUR) en Utrecht (Master of Management Change). In december 2010 debuteerde Zoon met Gloed van Liefde, een egodocument. Twee jaar later volgden Egbert Reitsma: architect en kunstschilder en Hemelsplein, een novelle over de zoektocht naar waarheid van econoom Jacob Walbeek. Maart 2014 verscheen De rots van Calpe, waarvan nog datzelfde jaar een tweede druk verscheen. In datzelfde jaar werd Glow of Love bij America Star Books gepubliceerd. In juni 2015 kwam De illusie van de zelfbepaling uit, een bundeling van filosofische essays; prof. dr. Frans Jacobs schreef het voorwoord. Onlangs (september, 2018) kwam de novelle Villa Minerva - Kroniek van een dagboekschrijver, uit bij Brave New Books. Maart 2020 verscheen het essay Kabinet van Heidegger.