Maandelijks archief: maart 2018

Het rijk van het zijn (2)

De herkomst van het Facebook citaat heb ik kunnen achterhalen. Het is afkomstig uit Tirade, jaargang 24 (nrs. 252-261)(1980). En wat ik al vermoede wordt meteen bewaarheid. We zien namelijk meteen dat het Facebook (zie ‘Het rijk van het zijn’ [1])citaat volledig uit zijn verband is gerukt. Tussen de laatste regel en de voorgaande tekst ontbreekt een belangrijk gedeelte, onder andere een aanhaling van Judith Hertzbergs ‘Ziekenbezoek’. [1] Verderop zal ik zelf iets laten zien wat een geheel ander licht werpt op deze tekst en wat gemakshalve is weggelaten.

Ik geef hierbij de link, de lezer kan dan – desgewenst  – zelf zien hoe onbeholpen en is geciteerd: http://www.dbnl.org/tekst/_tiop r001198001_01/_tir001198001_01_0071.php

Waarom doet zo iemand dat, zó citeren? Ter meerdere eer en glorie van zichzelf, het snelle gewin? Is het uit domheid, onwetenheid? Waarom beschadigt diegene De Conincks gedachtegoed, diens toelichting en herneming? Heeft een dergelijke brute toe-eigening ook maar iets met ‘het rijk van het zijn’ van doen?

Wat blijkt namelijk, als we het Tirade artikel ‘Over de troost van pessimisme’ (nb!) lezen? Ik citeer:

Eigenlijk zeg ik dit achteraf. Als ik het toen gezegd had, was ik een goeie leraar geweest. Het was wat ik ongeveer had kunnen zeggen, had ik niet met de mond vol tanden gestaan. Hoe langer ik sindsdien echter over die vraag gedacht heb, hoe minder dom ik ze ging vinden, maar hoe onvollediger mijn antwoord erop.

Poëzie dient namelijk wèl ergens toe.

Het zou te gemakkelijk zijn, dat te bewijzen met voorbeelden van geëngageerde poëzie, Neruda, Brecht, Nicolas Guillèn: daar krijg je eventueel nog een bruikbare verontwaardiging van mee, een protest waar mee te werken valt. Net zoals religieuze poëzie, voor wie gelooft, nuttig kan zijn, omdat ze je nader brengt tot?

Het is verbluffend hoe kortzichtig en leeghoofdig men op Facebook aan de loop kan gaan met andermans spullen en bovendien een misplaatst beeld oproept van wat in dit geval De Coninck wilde zeggen.

© Bram Zoon (2018)

[1] ‘Ziekenbezoek’ van Judith Herzberg:

 ‘Mijn vader had een uur lang zitten zwijgen bij mijn bed.
Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou, dit gesprek
is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, nee, toch niet,
je moet het maar eens proberen.’

 

 

Het rijk van het zijn (1)

Ik sta stil bij een aan Herman de Coninck (Mechelen, 21 februari 1944 – Lissabon, 22 mei 1997) toegeschreven passage:

Toen ik ooit lesgaf, poëzie aan jongens die daar helemaal niet om gevraagd hadden, was de eerste vraag: moeten we dat kennen voor het examen? Nee, voor het leven, zei ik. En de tweede vraag was: waartoe dient dat dan? Ik vond dat een erg domme vraag, en probeerde kwaadaardig te onthouden wie ze gesteld had. Poëzie dient namelijk nergens toe, en dat is op zich al een verdienste. Deze wereld wordt verpest door zijn utilitarisme, als iets niet meer meteen winstgevend is, deugt het niet. Dus leve het nutteloze. Waartoe dient een wandeling door het bos? Hoeveel is dat waard? Wat mag zo’n bos kosten? Hoeveel kost stilte? [en dan opeens, pardoes, alsof het uit de lucht valt…] Poëzie behoort tot het rijk van het zijn.

Dit citaat trof ik zo in deze vorm aan op Facebook en ik deelde het terstond op mijn pagina omdat ik het een bijzondere en mooie tekst vond. Maar bij nader inzien is er iets goed mis met deze tekst, het heeft iets misleidends en kroms in zich. Zo is de vraag waarmee de leraar werd geconfronteerd ‘waartoe dient dat dan?’ geen domme maar juist een verstandige en kansrijke vraag om over het rijk van het zijn na te denken. Ik begrijp die kwaadaardige reactie van deze man niet goed. Waarom is het zo erg om met de mond vol tanden te staan, begint daarmee niet juist alle ‘zijnsverstaan’? Misschien is het gekwetste ijdelheid, als dat zo is heeft de onderwijzer er zelf niet veel van begrepen.

Poëzie zou tot de categorie van het nutteloze behoren. Maar zo bont heb ik het nog niet vaak gehoord of gelezen. Omdat het nutteloze juist de aanwezigheid van nut vooronderstelt netzo als zinloosheid zin. Poezie dusdanig afdoen is nogal wat en heeft alles van het kind met het badwater weggooien. En waarom eigenlijk ‘nut’ en geen andere categorie, bijvoorbeeld ‘betekenis’? Nutteloos lijkt hier een nogal willekeurig gekozen categorie en geen recht te doen aan haar vermeende tegendeel ‘zijn’. Het nuttige lijkt te zijn aangewend om het punt van het zijn te forceren of er bij te slepen, het is de argumentatie en de doordenking die in deze goed ogende passage rammelt. Maar misschien is dit verkeerd of slordig geciteerd, of uit zijn context gelicht, reden genoeg om de herkomst en de strekking van dit citaat te achterhalen en op zijn merites te beoordelen. Wordt vervolgd.

© Bram Zoon (2018)