Categorie archieven: Uncategorized

Heruitgave Hemelsplein

Jacob Walbeek is een man die na zijn wielercarrière economie gaat studeren. Hij klimt op tot hoofd van het Economisch Bureau in een grote zakenbank. Wanneer hij als jonge vijftiger op het hoogtepunt van zijn loopbaan is aangeland krijgt hij een zware mentale inzinking. Hij ervaart een alles overheersend gevoel van leegte, iets dat hij niet kan verklaren. Het is een stemming die zijn gevoelsleven verdooft en die hem van zichzelf en de buitenwereld afsluit. Zonder dat hij het weet is hij tegelijkertijd cipier en gevangene van een kleurloze, lege en matte wereld geworden. Hij wordt ziek en kan uiteindelijk niet meer werken. Dan in een onverwacht moment neemt Walbeek het besluit om uit te zoeken wat er speelt en met hem aan de hand is. Met dit gegeven begint het verhaal van Bram Zoons nieuwe boek ‘over een man die naar waarheid zoekt.’

Dit boek bestaat uit drie delen en negen hoofdstukken.

In het eerste deel kijkt Walbeek via een aantal flashbacks terug op zijn leven. Naast zijn fascinatie voor wielrennen ontstaat tijdens een logeerpartij bij zijn lievelingstante de belangstelling voor muziek. Als zij overlijdt begint hij te vermoeden wat de achtergrond is van zijn stemmingsverandering.

In het tweede deel wordt Jacob verliefd op Lea. Ze gaan samenwonen en lopen op tegen onverwerkte aspecten uit hun verleden. Een bezoek aan het planetarium van Eise Eisinga in Franeker levert onverwachte nieuwe inzichten op. Juist op dat kruispuntmoment wordt Jacob ziek. In de herstelperiode die hierop volgt komt hij tot een zelfonderzoek. Daarbij speelt een overleden jeugdliefde en een plaquette die hij ooit van zijn moeder kreeg een belangrijke rol.

In het derde deel van het boek gaan Jacob en Lea op reis. Door een samenloop van toevalligheden tijdens een ziekenhuisopname, waarbij een beroemde Bach cantate van grote invloed is, vloeit alles ineen. Walbeek komt tenslotte tot de gezochte zuivering van zijn ziel en leven.

Jacob Walbeek is iemand die vanuit zijn vroege jeugd weinig controle heeft over zich zelf en zijn stemmingen. Ter compensatie ontwikkelt hij een houding waarin hij alles met zijn geestkracht beheerst. In het sportfietsen, dan in zijn studie, zijn leven. Hij gaat hierin zo ver dat hij in zijn werk met behulp van econometrische modellen voorspellingen kan doen over hoe zich de rente zal gaan ontwikkelen.

In plaats van zich zelf te leren vergeten [het motto van dit boek] verdringt hij zich zelf. Langs een omweg komt hij er achter dat niet hij, maar toeval en onwetendheid beslissender zijn dan zijn eigen hoogmoed. Jacobs zoeken naar waarheid en leven lopen naar mate het verhaal zich ontvouwt onlosmakelijk door elkaar. Hij leert dat hij in zijn zoeken traag en omzichtig te werk moet gaan én dat hij plaats moet maken voor de plotselinge onverklaarbare opwellingen in zijn leven.

Heruitgave Hemelsplein (2)

Heruitgave Hemelsplein, november 2020. ISBN: 9789464180893. Uitgever: Brave New Books. Prijs 14,91. Hemelsplein kan besteld worden via alle bij het Centraal Boekhuis aangesloten Nederlandse en Vlaamse boekwinkels (incl. bol.com).

Eerste druk, juli 2012

54 x 14

Ik lig in bed en kan de slaap niet vatten. De display van de Sony wekker geeft 02.45 uur aan, het is maandag 15 november 1999. Ik heb nog steeds geen oog dicht gedaan, straks moet ik er om 07.30 uur uit. Ik lig nog na te genieten van mijn fraaie overwinning. Ik heb zoveel van mijn lichaam gevergd dat het nu nóg niet tot rust is gekomen. Ik wilde ervoor sterven, maar het was allemaal niet nodig, zo goed was ik. Ik ben innerlijk kalm, het lijkt alsof ik in een film speel en alles zomaar aan me voorbijgaat. Ik kijk naar wat er is gebeurd die zondagmiddag, ik sta er schijnbaar buiten, neem er niet aan deel, maar niets is echter minder waar: ik onderga alles opnieuw met een heldere en zuivere geest, geen detail ontgaat me. Lees verder: https://www.bramzoon.com/wp-content/uploads/2020/04/Bram-Zoon-54-x-14.pdf

De afgebroken zuil

Commentaar op het ‘In memoriam Giel Provoost’[1]

In hoeverre Bram Zoon zich de vraag heeft gesteld of er een oorzakelijk verband bestaat tussen de bovenmatige inspanningen die zijn ‘held’ Giel Provoost opbracht en diens abrupte dood blijft onopgelost. Het vermoeden  rijst dat hij deze vraag als ongepast, oninteressant of als ‘burgerlijk’ van de hand heeft gedaan.

Zoon stapt niet in de val van de gemakkelijke tragiek van zijn protagonist. Hij had immers  de vraag op kunnen roepen of Provoost zich wel had kunnen neer leggen bij het einde van diens actieve wielercarrière? Indien dit niet het geval was geweest had diens ‘trots’ immers tot zijn dood geleid! Dat heeft hij vermeden, niet gedaan.

Zoon heeft eveneens een eenvoudige identificatie met Provoost willen vermijden. Hij heeft zich niet de eigenschappen van Provoost zomaar eigen gemaakt. Wel heeft hij met dit IM het einde van zijn eigen wielercarrière onderstreept.

Hij heeft met zijn IM een monument willen oprichten voor de ‘gewone sporter’, die je bij wijze van spreken om de hoek van de straat, in de Hoekse Waard, aan het werk kunt zien. Het gaat hierbij om mensen die door hun bijzondere inzet, talent en spelplezier ver boven zich zelf uitstijgen en die niet de TV of de ochtendkrant halen. Bij deze sporters is geen plaats voor het nauwelijks verholen gepoch of  gesnoef over de eigen prestatie die zo vaak het commentaar en het interview met bekende sportlieden kenmerkt. Het gaat in zijn IM om een welgemeende huldeblijk voor iemand die zich zonder voorbehoud gaf en als dit tot succes leidde zich hier nooit op voor liet staan en met grote blijmoedigheid zijn ‘verlies’ nam.

Zoon heeft het licht willen werpen op een levensstijl die je als ‘romantisch’ zou kunnen typeren. Giel Provoost komt naar voren als iemand met een buitengewone  passie voor zijn sport, het leven zélf. Dat is zeer benijdenswaardig en als je dit kunt ervaren stroomt er een groot geluk door je aderen.

[1] https://www.bramzoon.com/uncategorized/in-memoriam/

 

 

Castel del Monte

Met mijn geliefde komen wij vanuit Canosa di Puglia en rijden zuidwestelijk recht op ons doel af. Als wij in de buurt komen, zetten eerste indrukken zich al op ons netvlies vast. Het gaat om een achthoekig bouwwerk met aan elke hoek een uitstekende vijfhoekige toren: het Castel del Monte. Het kasteel is opgetrokken in grote witgele kalkstenen. Het is 25 meter hoog en heeft acht bastions die 26 meter hoog zijn. Het kasteel heeft een diameter van 56 meter. De hoofdingang ligt op het oosten. Naast de torens zien we parasoldennen die een goede beschutting bieden tegen de felle zon. Sinds 1996 staat het Castel del Monte op de werelderfgoedlijst van de Unesco. We worden stil van verbazing en zijn bijzonder onder de indruk van dit unieke gebouw.[

Lees verder: https://www.bramzoon.com/wp-content/uploads/2019/08/Castel-del-Monte-Bram-Zoon-2013.pdf

Wederzijds vertrouwen

De hoofdpersonen Timo Ketelaar, Heimert Trouwborst en Emma Verbiest hebben in hun jeugd minder vertrouwenwekkende ervaringen opgedaan. Die ondervindingen kleuren voor een deel hun belevingswereld en hoe zij – nu nog – elkaar tegemoet treden. Het geschonden zijn doet een niet aflatend beroep op alle drie om hier mee om te leren gaan. Emma weet haar neiging  om zich te wreken op mannen te beteugelen. Heimert beseft hoezeer zijn zelfbeeld door haat tegenover zijn vader is gevormd. Timo ontwikkelt zich van een door hartstochten geregeerd mens tot een bedachtzame man die zijn vurigheden en zichzelf min of meer in de hand heeft. Uiteindelijk leggen zij zich neer bij de onvolkomenheden van zichzelf en van elkaar.

De weg die Timo gaat is die van het zelfstandig denken, hij werpt de beginvragen op: wie ben ik en wat is mijn taak? Hij legt een dagboek aan om tot verheldering te komen van zichzelf en zijn positie. Het wordt al snel duidelijk dat het hem hierbij niet gaat om een denken dat louter intellectueel of verstandelijk van aard is, ook niet om een instrumenteel denken dat laat zien hoe je het snelst van A naar B gaat. Op dit soort van denken mikt Timo nadrukkelijk niet. Het gaat erom dat hij het gecontroleerde beeld van zichzelf loslaat en relativeert. Daarin slaagt hij pas als hij geconfronteerd wordt met de afgrond van de dood. Hij vindt zichzelf terug op de bodem van zijn bestaan. Vanaf dat moment ondergaat zijn denken een wending, het wordt het vrije denken dat het mysterie van leven en dood, ondanks het feit dat beide niet gekend kunnen worden, bevraagt. In dit denken staat zijn eigen wil niet langer centraal maar streeft hij er naar om zich toe te vertrouwen aan het verborgene en het ongewisse.

De dagboekwereld en de intrige zijn aanvankelijk gescheiden, na verloop van tijd lopen beide doorelkaar. Later wanneer Timo ongeneeslijk ziek blijkt te zijn, vraagt hij Heimert om zijn dagboeknotities te ordenen en publicatierijp te maken. Heimert ondergaat hierbij een zware teleurstelling en zijn natuurlijke vertrouwen in de dingen loopt een forse deuk op. Als Timo overleden is komen de aangeslagen Heimert en Emma bij elkaar om de dagboek werkzaamheden te voltooien.

©Bram Zoon [juni 2016]

Vlottende begeerte

Walbeek hield kantoor aan huis en kon zodoende zijn tijd voor een fors deel zelf indelen. Die vrijheid plaatste hem regelmatig voor onvoorziene kwesties. Hij had bij vlagen de grootste moeite om de dagelijkse dingen die hij moest doen te ordenen en systematisch af te werken. Vaak had hij het gevoel dat de zaken waar hij mee bezig was een eigen leven leidden en hem een dagritme opdrongen waar hij niet of nauwelijksde hand in had. Als Lea van haar werk thuis kwam mopperde ze vaak op hem dat hij bepaalde huishoudelijke dingen niet had gekocht of uitgevoerd. Niet zelden was het hem overkomen dat hij door die karweitjes uit te voeren, juist enige afstand van zijn dagelijkse werkzaamheden en beslommeringen nam. Vaak was hij daarna in staat met meer en betere energie goede en snelle vooruitgang te boeken bij zijn werk. Toch hield hij zich onregelmatig aan deze stelregel. De aanzuigende werking van zijn werkzaamheden en gedachten overvielen hem regelmatig.

Neem nu zo’n idee van Marcel Proust over de liefde. Die kon hem al snel uit zijn dagelijkse ritme brengen. Hij las de regel nadat hij hem had ingetikt hardop voor: ‘Haar noodzakelijkheid voor jou is welbeschouwd puur toevallig, een effect van je vlottende begeerte die zich op iemand heeft gevestigd.’ Zo’n gedachte vond hij mooi. Prachtig. Kijk, daar genoot hij van. Het getuigde van een bijzondere waarheidlievendheid en demaskeerde treffend de gewone en gangbare conventies over wat liefde is. Proust ontkende zo dat zoiets als ‘voorbestemd zijn voor elkaar’ bestaat. Bevrijdend ook. Het zijn enkel ‘egoconstructies’. De liefde is slechts een toeval, zoals zoutkristallen zich willekeurig op een tak in een klamme spelonk vestigen.

Maar Prousts gedachten lieten hem niet los. Ben ik inderdaad een onverbeterlijke romanticus? Het werd hoog tijd om zichzelf eens flink toe te spreken. Hij plaatste het portret van Marcel voor zich en ging van start. ‘Dat het voorbestemd zijn voor elkaar zou bestaan, mag best wel gewantrouwd worden. Dat is zelfs bijzonder verstandig. Maar het mag niet doorschieten. We zijn toch tot meer dan enkel narcistische liefde in staat? Dat de liefde tussen moeder en kind de enige liefde is en al het andere surrogaat blijft, daar kan ik me weinig bij voorstellen. Wél van het enorme belang hiervan voor je verdere leven. Maar dat de liefde zo onveranderlijk blijft, gestold, onbeweeglijk als onder een glazen stolp, dat kan ik me maar moeilijk voorstellen. Een opkomend besef dat we aan elkaar geschonken zijn, mag toch niet bij voorbaat worden uitgesloten, en jezelf, in liefde voor elkaar, vergeten? En kan in die liefde niet iets opbloeien dat wij, de geliefden, aan iets anders, wellicht aan een hoger beginsel toebehoren?’
Walbeek zei tegen zichzelf: ‘Je bent er bijna, als je het nu niet afmaakt loop je inderdaad een groot risico om die onverbeterlijke romanticus te worden.’ ‘Wil het me uitleggen?’ vroeg hij aan zichzelf.
‘In je vroege jeugd hebben je ouders je niet kunnen geven wat je voor je geestelijke ontwikkeling nodig had. Je zoekt daarom – onbewust – naar herstel, naar vervulling van die verlangens. Ik heb weleens iemand horen zeggen dat die pijn je – onbewust – drijft naar genezing. Daarom val je op een partner met diezelfde negatieve eigenschappen als van je ouders. Aan hem of haar mag, kan of moet je dan je onbewuste sores verwerken. Als die onbewuste match met je partner ontstaat kan er iets heel moois opbloeien.’
‘De opgave is dus dat je het zélf moet doen?’
‘Ja dat is ongeveer de strekking. Op een bepaald moment moet je leren te stoppen met almaar achter die onvervulde verlangens aan te gaan. Het gaat om de moed om alleen te staan. Om daar vertrouwen in te krijgen, om dat op te bouwen. Dan zijn belangrijke voorwaarden vervuld om tot die scheppende liefde te komen waarover je het daarnet had.’
Toen hij dit alles gedacht en gedaan had, kon Jacob Prousts gedachten loslaten. Hij moest lachen om zichzelf en om zijn getob. Hij meende dat hij hem toch maar even van repliek had gediend. Deskundigen en geleerde mensen moesten maar uitmaken of hij hierin was geslaagd. Hij was hem en zichzelf in ieder geval dank verschuldigd. Hij stond op en maakte een diepe buiging voor Marcels portret.

©Bram Zoon (2017)

De zin van Zijn

Heidegger wil door middel van een fenomenologische analyse het licht werpen op de ‘zin van zijn’. In Sein und Zeit schrijft hij: ‘De benaming ‘fenomenologie’ drukt een maxime uit dat we aldus kunnen formuleren: “Naar de zaken zelf!” – tegen alle vrijblijvende constructies, toevallige vondsten, tegen het overnemen van slechts schijnbaar gelegitimeerde begrippen, tegen de schijnvragen die vaak generaties lang als ‘problemen’ de boventoon voeren.” En elders: “Fenomenologie wil zeggen: dat wat zich toont, zoals het zich vanuit zichzelf toont, vanuit dit zijnde zelf laten zien.”
Edmund Husserl (1859-1938) is de grondlegger van de fenomenologische beweging. Zijn fenomenologisch onderzoek betreft vooral de intentionaliteit van het bewustzijn. Het bewustzijn is altijd gericht op iets (het intentionele object), of dit object nu bestaat of niet. Het bewustzijn omvat alle werkelijke en mogelijke werelden. Martin Heidegger vraagt in een kritiek op Husserl niet alleen en niet zozeer naar het bewustzijn, aangezien dit slechts een gestalte van ‘zijn’ is (bewust-zijn), maar naar het zijn zelf en meer in het bijzonder naar een bepaald zijnde dat het zijn in de vele verschillende (werkelijke en mogelijke) gedaanten uitspreekt: de mens als ‘Dasein’.
De hermeneutiek – de “kunst van het interpreteren” – kan als een zelfkritische beweging binnen de fenomenologie worden opgevat. Want wanneer de fenomenologie louter wil beschrijven wat zich toont, rijst de vraag of die beschrijvingen wel geheel onbevangen kunnen zijn. Telkens – zo wist reeds Heidegger, die zijn fenomenologie ook wel een hermeneutische fenomenologie heeft genoemd – treedt de fenomenoloog de fenomenen vanuit een bepaalde belangstelling (‘Vorhabe’) een bepaald perspectief (‘Vorsicht’) en een bepaald begrippenkader (‘Vorgriff’) – dit geldt al voor de grammatica van de taal die gesproken wordt – tegemoet. Is het niet zo, dat elke beschrijving uiteindelijk een interpretatie is?

Heidegger heeft in Sein und Zeit onderkend dat zijn fenomenologische beschrijving een hermeneutische dimensie bezit, sterker: in een veelbesproken passage stelt hij zelfs dat de methodische zin van de fenomenologische descriptie uitleg is” (SuZ, 37). Heidegger vat ‘hermeneutiek’ hierbij niet op als ‘interpretatie’, maar als ‘explicatie’, als het ‘uiteenleggen’ van existentiale structuren. Eén van de redenen waarom Heidegger het project van Sein und Zeit heeft afgebroken is wellicht dat hij inzag dat ook de Daseinsanalytiek geen tijdloze praktijk is. Wij kunnen de wending van fenomenologie naar hermeneutiek nu nader bepalen vanuit het inzicht dat elke beschrijving een historisch-culturele praktijk is, en dat er altijd en onvermijdelijk een interpretatieve dimensie bestaat. Elke beschrijving is – ook – een interpretatie. De filosofie kan haar eigen tijdelijkheid en gesitueerdheid niet afschudden. Waar de metafysica meende dit wel te kunnen doen, heeft de fenomenologie onvoldoende beseft dat de tijdelijkheid in de beschrijving moet zijn onderkend en gearticuleerd.

Hans-Georg Gadamer (1900-2002) was een leerling van Heidegger, die de implicaties van Heideggers “fenomenologische hermeneutiek” heeft uitgewerkt en meer toegankelijk gemaakt. Gadamers grote verdienste is zijn zorgvuldige exploratie in de mogelijkheden en de grenzen van een filosofische hermeneutiek.

In zijn vroege werk tracht Gadamer de fenomenologische hermeneutiek vruchtbaar te maken voor de studie van de geschiedenis. Hij laat zien dat het gesprek met de geschiedenis telkens wordt beheerst door bepaalde verwachtingen, blikrichtingen en voorgegeven accenten (vergelijk Heideggers ‘Vorhabe’, ‘Vorsicht’ en ‘Vorgriff’). Gadamer werkt dit bijvoorbeeld uit door een andere lectuur van de westerse filosofie, vanuit de ‘post-metafysische’ positie waarin wij ons nu bevinden.